RUIGE ZUIDERZEE
Het is niet verwonderlijk dat op deze verraderlijke zee tientallen, zo niet honderden schepen zijn vergaan; van kleine vissersboten tot groter vrachtschepen. En met het vergaan van al die schepen verdronken ook vele honderden scheepslieden.
‘BOVEN WATER’
Talloze vergane schepen kwamen tijdens de drooglegging tevoorschijn. In juni 1967 werd hier, door een landbouwkundig opzichter van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP), in de bodem van kavel OC 60, een gezonken schip ontdekt. Enkele medewerkers van de archeologische afdeling van de RIJP voerden een eerste verkenning uit. Na onderzoek werd besloten het schip ongemoeid in de bodem te laten.
TWEEDE ONDERZOEK
In mei 1980 werd het scheepswrak voor de t…
RUIGE ZUIDERZEE
Het is niet verwonderlijk dat op deze verraderlijke zee tientallen, zo niet honderden schepen zijn vergaan; van kleine vissersboten tot groter vrachtschepen. En met het vergaan van al die schepen verdronken ook vele honderden scheepslieden.
‘BOVEN WATER’
Talloze vergane schepen kwamen tijdens de drooglegging tevoorschijn. In juni 1967 werd hier, door een landbouwkundig opzichter van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP), in de bodem van kavel OC 60, een gezonken schip ontdekt. Enkele medewerkers van de archeologische afdeling van de RIJP voerden een eerste verkenning uit. Na onderzoek werd besloten het schip ongemoeid in de bodem te laten.
TWEEDE ONDERZOEK
In mei 1980 werd het scheepswrak voor de tweede keer onderzocht. De onderzoekers kwamen nu tot de conclusie dat het ging om een waterschip uit de zeventiende eeuw. Een waterschip is een vissersschip dat voorzien is van een bun. Dat is een afgesloten ruim waarin de gevangen vis levend kan worden bewaard. De vis kon hierdoor vers op de markt worden gebracht. Omdat het schip bijna compleet bewaard is, is het een bijzondere vondst.
KNEPPEL EN JUFFERBLOKKEN
Het houten waterschip van kavel OC 60 is 16 meter lang en 5,5 meter breed. Het heeft dekken in het vooren achterschip. In het wrak werden twee jufferblokken gevonden. Deze houten blokken werden bij oude zeilschepen gebruikt voor het spannen van het want, de tuigage aan de mast. Bij de achterkant van het schip werden scherven van rood aardewerk gevonden; overblijfselen van een vergiet, bord en kookpot. Ook vonden
de archeologen een kneppel, een balkje dat het uiteinde van een visnet spreidt, zodat de vissen gemakkelijker in het net kunnen zwemmen.
AANTASTING
Bescherming van het scheepswrak werdt noodzakelijk doordat na de drooglegging van Oostelijk Flevoland in 1957 het grondwaterpeil sterk was gedaald. Het wrak was grotendeels droog komen te liggen. Door blootstelling aan de open lucht ontstond schimmel en houtrot.
Om het scheepswrak te beschermen werd het onder beschermende condities in plastic verpakt en begraven. Dit wordt inkuilen genoemd. Daarbij wordt de grondwaterstand rond het schip verhoogd. Het grond- en hemelwater verdrijven de zuurstof uit de bodem waardoor schimmels minder kans krijgen om het hout aan te tasten.
BEGRAVEN
Het kwetsbare houten waterschip werd bedekt met een één meter dikke grondlaag, waardoor er een kunstmatige heuvel is ontstaan. De dikke polderklei, waarop het wrak rust, voorkomt het weglopen van het water. Dit alles is voldoende om het scheepswrak tientallen
jaren te beschermen en te behouden. Het scheepswrak OC 60 is uitgeroepen tot beschermd archeologisch monument. De wrakvondsten maken deel uit van de collectie van Batavialand in Lelystad.